Het vol bouwen van openbare plekken als vliegvelden en treinstations met supermarkten, modewinkels en allerlei fastfood tentjes die hun vette bakluchten de hal in blazen om klanten te trekken, deze trend die al decennia aan de gang is, heeft zijn hoogtepunt bereikt in het centrale station van Warschau. Als je daar na aankomst de uitgang zoekt en even niet oplet sta je op de roltrappen van een enorme shopping mall met schoenenwinkels, kledingzaken, enorme flitsende videoschermen en etalages met dameslingerie, sportartikelen, computers en telefoonhoesjes. Waar je een kaartje moet kopen is de grote vraag en hoe je naar je trein komt lijkt hier bijzaak. Als je even wilt zitten om te wachten of uit te rusten, dan moet je consumeren: een milkshake of frisdrank, een broodje dit of dat, een wrap, een frietje of een hamburger, alles in alle soorten en maten. Gratis wachten op een bankje lijkt uit den boze.
Als je uit dit koopdoolhof naar buiten loopt om de weg naar de stationshal te vinden, dan zie je tussen de commerciële bouwkolossen door het vaalgrijze Paleis van Cultuur en Wetenschap staan, een imposant Sovjetgebouw uit mijn geboortejaar. Dit rijzige gebouw speelde ooit de hoofdrol in ‘The Coldest Game’, een spannende schaakfilm over pionnen en spionnen. Het hoge symmetrische gebouw met in het midden een toren lijkt op de Zeven Zusters in Moskou, een serie wolkenkrabbers uit de Stalin tijd. Het is geloof ik ook door een van de Sovjet architecten ontworpen.
Blobs en wanden met grote etalageruiten, logo’s van allerlei merken op de gevel en dan zo’n spitse schimmige Sovjet toren op de achtergrond in de motregen: een groter ideologisch contrast is nauwelijks denkbaar.
Eenmaal in de stationshal beland, blijken er na enig zoeken toch gratis banken op de bovenverdieping. Als je daar een plaatsje hebt gevonden om een half uur reistijd te overbruggen en je kijkt naar de grote ramen aan de ene kant, dan vertoont zich een wonderlijk schouwspel dat vreemd genoeg door niemand lijkt te worden opgemerkt. Op de voorgrond, vlak voor het grote raam, zijn twee grote videoschermen geplaatst die continu felgekleurde reclames uitbraken. Sportartikelen, verzekeringen, goksites, je kunt het zo gek niet verzinnen, alles spettert voorbij. Vaak zijn het op dit moment sponsors van de Europese kampioenschappen voetbal.
Op zichzelf zijn zulke schermen al tien jaar niets bijzonders meer. Overal in de steden flitsen ze je tegemoet, tenminste als je even opkijkt van je telefoonscherm. Maar in deze stationshal is de gekte compleet. Op de ruiten achter de twee genoemde schermen wordt een enorme reclame van Samsung geprojecteerd, bijna over de breedte van de hele hal. De beelden zijn gelinkt aan de Olympische Spelen waarvan Samsung hoofdsponsor is. En omdat deze reclame bedoeld is om van buitenaf gezien te worden, zie je hem vanaf de bank in spiegelbeeld. Het geheel is wat vaag omdat je er nogal dicht bij zit en omdat het buiten lichter is dan binnen.
Dat is de tweede laag van dit verwarrende beeld. Maar alsof iemand daarna bedacht heeft dat dit alles nog aangevuld moet worden, zijn bovenop het gebouw aan de overkant van het stationsplein twee gigantische schermen geplaatst waarop het Europees kampioenschap voetbal wordt gecombineerd met allerlei merken die zich daarmee verbonden hebben. Een en ander afgewisseld met zonnige vakanties en natuurlijk… Samsung! Je kijkt dus langs twee grote videoschermen door een projectie heen naar twee nog grotere schermen: een visuele competitie tussen Europees voetbal en Olympische Spelen.
Van binnenuit is het gebouw aan de overkant soms nauwelijks te zien door de projectie op de ramen en dan komt het ineens weer tevoorschijn. Alleen de schermen op de voorgrond blijven steeds scherp. Deze drie visuele lagen zou je op een indrukwekkende manier kunnen combineren als er maar iemand de regie zou nemen. Maar dat lijkt het probleem op deze plek en zovele andere: er is niemand die ernaar omkijkt.
Het moet wel een van de nieuwste treinen in Polen zijn: de trein van Warschau naar Terespol. Hij legt de afstand van ongeveer 190 kilometer af in een kleine tweeëneenhalf uur, maar dat komt omdat hij op een paar stations langer stopt om op de aankomst van een andere trein te wachten. Het is een zeer comfortabele en schone trein, zeker als je eersteklas reist. Ik heb een stoel die je ver naar achteren kunt zetten en een uitklaptafeltje om op te werken en om wat te drinken op te zetten. De koffie van de rijdende gastvrijheid is goed genoeg voor onderweg. De airco staat aan op deze drukkend hete dag en het is zelfs een beetje te koel voor mij in mijn zomerse outfit: een korte broek, een t-shirt, gymschoenen en een petje. Ik ben namelijk vermomd als toerist, compleet met rugzakje en rolkoffer.
In de trein zoek ik een toilet. Het eerste dat ik tegenkom is dicht. Is het bezet of van buitenaf gesloten? Ik vraag het een dikke grijze conducteur, geperst in een uniform en een smal hokje. Hij antwoordt snauwend in het Pools. Nog een keer mijn vraag, nu niet in het Engels maar in het Duits. En weer dat bitse en afgemeten Pools dat duidelijk maakt dat ik hem niet lastig moet vallen. Normaal zou ik vriendelijk doorgaan met mijn talige pogingen om duidelijk te maken wat ik bedoel, maar nu laat ik mijn Russisch maar achterwege. Ik moet trouwens proberen om deze middag en avond helemaal geen Russisch te praten. Dat past niet bij mijn vermomming. Een vriendelijke vrouw gebaart dat er verderop in de trein nog een toilet is.
Omdat ik vandaag al een reis van Praag naar Warschau achter de rug heb, zet ik mijn stoel achteruit, leun achterover en val ik in een diepe slaap. Na een kleine twintig minuten word ik wakker gepord door de conducteur van zonet die mij het woord “biljet” toebijt. Ik heb de neiging om te antwoorden dat hij mijn kaartje niet hoeft te knippen, maar ik kan zo snel niet bedenken hoe je dat in het Engels of het Duits zegt. Bovendien wil ik bij nader inzien geen woorden meer vuil maken aan hem. Zwijgend laat ik hem de QR code op mijn telefoon zien. Hij scant deze. Wanneer de digitale vraag over de rechtmatigheid van mijn zitplaats in deze trein door het controlemechanisme met een vrolijke bliep positief beantwoord is, hobbelt deze verzwaarde man zuchtend verder op zijn tocht door de trein en door het leven.
Intussen rij ik naar het westen door een mij volkomen onbekend deel van Europa. Vlak onder Warschau zijn nog oude Sovjet flats te zien en roodbakstenen, half ingestorte industriegebouwen met bomen die uit de daken groeien. Maar even daarna trekken er vele welvarende Poolse dorpen en stadjes aan mij voorbij. Stapels hout voor de lange winter liggen opgestapeld tegen de witgepleisterde huizen met daken, vaak van glimmend rode of donkerblauwe pannen. Schone stoepen, diepe tuinen met kort gemaaide gazons omzoomd door bloemenperken. Aangeharkte moestuinen en boomgaarden vol kersen, appels en peren. Huizen in aanbouw. Er zijn hier bijna geen oude gebouwen. Wel industrieterreinen met metershoge blinkende cilinders en grijze blokkendozen. Ik zie dit alles in het voorbijgaan. Dit alles blijft en ik ga door.
Glooiende korenvelden kleuren onzichtbaar langzaam van lichtgroen naar goudgeel in de blakerende avondzon. Het grijsgroene rogge wacht nog even met verschieten. De mais is halfhoog, de aardappelplanten bloeien. Het raaigras is net gemaaid en ligt te drogen. Of het is al in grote rollen samengeperst en van een hoes van wit plastic voorzien door enorme landbouwmachines. Een beekje kronkelt door een groene wei en verdwijnt in een groot bos met berken, eiken en dennen. De sloten staan droog en de paden zijn stoffig. Het is bijna het midden van het jaar en hoogzomer.
Morgen ben ik jarig en ik heb besloten om die dag te vieren in Brest, de meest zuidelijke stad van Belarus, net boven Oekraïne. Over een paar dagen hoop ik weer thuis te zijn voor een feestje met familie. Maar morgen heb ik afgesproken met een oude vriend en onderzoeker uit Belarus. Laten we hem Sergey noemen, want zo heet hij niet. Ik werk sinds kort weer samen met hem in een freelance onderzoek over een Sovjet schilderij uit de jaren dertig. De toeschrijving van dit schilderij is van financieel belang. Het auteurschap bepaalt namelijk de marktwaarde. Is het werk van een onbekende kunstenaar, dan is het, laten we zeggen, vijfduizend euro waard. Maar hoe bekender de kunstenaar, hoe hoger de prijs wordt. Hetzelfde schilderij kan dus ook vele miljoenen waard zijn. Geen wonder dat de eigenaars er geld voor over hebben om dit uit te laten zoeken. Een mooie opdracht voor Sergey en mij. Sergey zoekt documenten in de archieven in Rusland waar ik sinds het begin van de oorlog geen toegang meer toe heb. Een andere collega onderzoekt de verf en het doek van het schilderij. En ik bekijk de kunsthistorische literatuur en werk een en ander uit in een expertise rapport.
Het beoogde feestelijke weerzien met Sergey heeft ook een praktisch doel: ik moet hem een flink bedrag aan euro’s betalen als voorschot voor zijn werk. Dat geld heb ik bij me in briefjes van 50 euro en dit bundeltje moet ik goed verstopt over de grens zien te smokkelen. Ik heb een aantal mensen gevraagd die het kunnen weten, maar een andere manier om Sergey te betalen lijkt er vooralsnog niet. De stad Brest leek ons de plek bij uitstek voor dit nuttige en aangename weerzien; als je internet mag geloven, dan kun je hier als Europese toerist zonder visum de grens over voor een verblijf van maximaal 15 dagen in de regio. Brest en Grodno zijn de enige plekken in Belarus waar dat momenteel kan.
Deze uitzondering op de strenge grensregels van de nieuwe koude oorlog is vergelijkbaar met de handel die veertig jaar geleden gedreven werd in metrostation Friedrichstrasse, destijds gelegen onder Oost Berlijn. Ten tijde van het IJzeren Gordijn kon je vanuit het westelijk deel van de stad met de U-bahn naar dit station waar je in een goed bewaakte staatswinkel met Duitse marken allerlei Sovjetproducten kon kopen. De meeste mensen kwamen hier naartoe voor de goedkope wodka en ook ik heb er destijds verschillende grote flessen Moskovskaja gescoord. Zo verkreeg het toenmalige Oost-Duitsland westerse deviezen. Op een vergelijkbare manier gebeurt dat nu in Brest. Toeristen brengen geld in het laatje voor Loekasjenko. Op internet kun je een kaartje kopen voor een bus die je van Terespol naar Brest brengt.
Het treinstation van Terespol is een nieuw gebouw, nauwelijks tien jaar oud. Het is in alles het tegendeel van Warschau Centraal: veel kleiner en soberder natuurlijk, maar ook aangenaam koel en rustig, met veel banken, zonder schermen, ja zelfs nauwelijks enige reclame. En met veel frisse lucht in plaats van vette walmen. Een hal met loketten grenst aan verschillende wachtruimten. Het perron is een paar trappen hoger. Er is ook een internationale afdeling in het gebouw, maar die moet een paar jaar na de ingebruikname gesloten zijn want de treinen rijden vanuit hier niet meer Belarus in. Terespol is een eindstation geworden. De stad Brest is maar een paar kilometer verderop, maar die afstand lijkt onoverbrugbaar.
Voor een toerist als ik is Brest een interessante stad. Ik ben vooral geïnteresseerd in het oude fort dat het lokale geweld van vele eeuwen doorstond. In de Eerste Wereldoorlog werd Brest door Duitsland op de Russen veroverd en na de Russische Revolutie werd hier in 1918 vrede gesloten met de jonge Sovjet-Unie. Een verdrag van zeer korte duur, want het werd ongedaan gemaakt door het verdrag van Versailles nadat Duitsland de oorlog definitief verloren had. Daarna werd de stad Pools. Maar ook dat duurde niet zo lang, want er moest nog een Wereldoorlog overheen. En dat is alleen nog maar de geschiedenis van de stad in de twintigste eeuw. De stad is veel ouder en heeft vele oorlogen doorstaan.
Niemand stapte een paar jaar geleden uit in Brest als je van Berlijn naar Moskou reisde, maar ik ben als toerist nou eenmaal geïnteresseerd in Europese geschiedenis. Ik heb echter nog een andere zwakte. Mocht het geld voor Sergey ontdekt worden door de douane, dan moet ik helaas bekennen dat ik vaak casino’s bezoek en dat ik nu in Brest wil gaan gokken. Net als Minsk heeft Brest namelijk een aantal grote casino’s en die oefenen een onweerstaanbare aantrekkingskracht op mij uit. Als ik door de mand val, dan moet ik het gokverhaal blijven herhalen in het Engels of Duits. Want iemand die Russisch spreekt is natuurlijk geen toerist. Ziehier de dubbele mantel die mij moet beschermen bij mijn nieuwe vorm van grensoverschrijdend gedrag.
Buiten het station in Terespol staan een paar schamele wisselkantoortjes de kooktemperatuur te bereiken in de hete avondzon. Er is ook een shoarma tentje waarin het druipende vlees vanzelf warm genoeg blijft. Schuin daartegenover is een gammel bushokje waarin twee forse kerels zitten, de ene kaal en de ander met kortgeschoren haar, beiden wijdbeens in korte broek. Ze delen een fles wodka en eten er wat brood, worst en augurk bij. Deze versnaperingen staan uitgestald op een grote doos met een nieuwe boenmachine om vloeren mee schoon te maken. Ze zijn druk in gesprek in het Belarussisch of Oekraïens. Ik versta het niet, maar het is geen Pools. Misschien bespreken ze wat er nog meer interessant zou zijn om in Polen te kopen en mee te nemen naar Belarus.
Ik ben ruim op tijd. Naast het hokje zijn aan een paaltje een stuk of vijf zes verschillende dienstregelingen bevestigd. Twee ervan zijn in vier kleuren gedrukt op een dun aluminium of plastic plaatje. Dit zijn busmaatschappijen met een logo. Andere ondernemingen hebben een zwart-wit bedrukt velletje papier opgehangen: een bedrijfsnaam met daaronder de tijdstippen in grote letters geprint, het geheel op een stukje hout geplakt. Andere, soortgelijke velletjes zijn gewoon met plakband bevestigd aan het paaltje en een is er zelfs handgeschreven. In dit bonte geheel kan ik de dienstregeling van mijn bus niet vinden. Die zou om zes uur moeten vertrekken.
Een Oekraïense familie, man, vrouw en haar oude moeder, bespreken met een paar wachtenden in het Russisch de mogelijkheid om ter plekke een ticket voor de bus te kopen. Niemand weet of dat kan. Ze willen baboesjka op de bus zetten om Belarus in te komen. Aan de andere kant van de grens zal ze worden opgehaald door familie. Ik denk dat je alleen online tickets kunt kopen voor deze bussen, maar ik hou mijn mond want ik versta hier officieel helemaal niets van.
Er komt een stel aangelopen met rugzakken. Dat zijn mensen waarmee ik als toerist Engels kan praten. Ik vraag hen of je aan de grens ook de verplichte zorgverzekering kunt kopen die je in Belarus als buitenlander moet hebben. De jonge vrouw weet het niet, maar ze zoekt even voor me op haar telefoon. Ze kan het niet vinden. “Je kunt er wel een kopen op het vliegveld van Minsk.” “Tsja, daar heb ik nu niet veel aan”, antwoord ik opgewekt. Ik wist dit al, want ooit moest ik daar inderdaad een zorgverzekering kopen. Dit ondanks een A4tje van mijn verzekeraar met een verklaring in het Engels dat mijn ziektekosten over de hele wereld vergoed worden.
Dan vraagt ze of ik wel een visum heb. Ik zeg dat dat niet nodig is voor deze regio. Vraagtekens in haar ogen. Ook dat zoekt ze op en ze vindt het behendig snel. Inderdaad: een visumvrij verblijf van maximaal vijftien dagen voor Europese toeristen. Ze kijkt me aan en ik zie haar denken: “Wel een vreemde toerist!” Dan bedenk ik me opeens dat ik natuurlijk een zonnebril had moeten hebben! Mijn outfit klopt helemaal, van mijn rare petje tot en met mijn bleke benen, maar een toerist draagt een zonnebril als de zon schijnt!
Op mijn telefoon komt een bericht binnen:
“ALERT RCB”
“Warning! BAN on staying in the Polish area near the Belarus border. Unauthorized crossing is forbidden. Soldiers may use weapons. Turn back immediately!”
Over de lange straat komt een oude man langzaam aanrijden op een krakkemikkige fiets. Hij kijkt meewarig naar de mensen die staan te wachten op de bus. Zorgen over soldaten die kunnen gaan schieten lijken hem niet te kwellen. Hij fietst rustig door, de avondzon tegemoet.
Om tien voor zeven komt er een bus aan. Een dikke chauffeur met korte broek stapt uit en iedereen die mee wil moet zijn paspoort laten zien. Zijn optreden maakt duidelijk dat hij het hier, aan het voorportaal van de grens, voor het zeggen heeft. Op zijn telefoon checkt hij de namen van een stuk of zes mensen. Nadat ze hun paspoort hebben laten zien, mogen ze instappen. De twee mannen met de boenmachine mogen om de een of andere reden niet mee, maar dat lijkt ze niet te deren. Ze sjokken terug naar het bushokje en nemen nog een slok. Een man die niet op het lijstje staat, laat zijn paspoort zien, stopt de busbaas wat geld in zijn hand en stapt in. De Oekraïense man probeert een kaartje te kopen voor zijn schoonmoeder, maar hij krijgt te horen dat mensen met de Oekraïense nationaliteit de grens niet overkomen. Dat had ik ook al ergens online gelezen. Praten helpt in dit geval niet en geld ook niet.
Daarna ben ik aan de beurt. “Only Belarus.”, zegt de baas tegen mij als hij mijn paspoort ziet. Ik antwoord in het Engels dat ik online gereserveerd en betaald heb. En dat ik daarbij mijn nationaliteit en paspoort nummer moest opgeven. Dat helpt allemaal niets, temeer omdat de chauffeur geen Engels spreekt. “Only Belarus!” herhaalt hij luider alsof ik het dan beter snap. De jonge vrouw die mij eerder geholpen heeft, is al ingestapt en bepleit vanuit de bus in het Russisch mijn zaak bij de chauffeur. Tevergeefs. Ze adviseert me om op de volgende bus te wachten. Volgens de baas veroorzaken mensen met een buitenlands paspoort veel vertraging bij de grens. Bovendien kan het hem zijn vergunning kosten. De chauffeur kijkt me nog een keer schuin aan en zegt: “Go to home, friend!” Daarbij wappert hij losjes met zijn linkerhand in de richting van het station. Dan stapt hij de bus in, sluit de deur en rijdt weg.
De volgende bus laat niet lang op zich wachten. Er stapt iemand uit en de bus rijdt verder. Deze bus neemt hier niemand mee. De reden is onduidelijk, maar nee is nee. Twintig minuten later komt er nog een bus en deze neemt de twee mannen met de boenmachine mee. Ik mag weer niet instappen en besluit een taxi te nemen naar de grens en ter plekke te zien of ik erdoor kom.
Tien minuten later rij ik in een taxi een sliert van zo’n honderdvijftig auto’s langs die allemaal staan te wachten voor de grens. Belgische, Franse, Poolse en Italiaanse nummerborden zie ik in het voorbijgaan. Er is geen beweging in de rij en het ziet ernaar uit dat dit heel lang kan duren. De zon heeft nog weinig aan warmte verloren en veel mensen staan naast hun auto te wachten. Sommigen zoeken een beschut plekje in de berm om te plassen. Op de middelste baan staan een stuk of twintig bussen. De linkerbaan is vrij en we rijden door tot de grenspost. Ik betaal de taxichauffeur de overeengekomen tien euro, stap uit en loop met mijn bagage en rugzakje naar een donker hokje achter de slagboom. Er is een open raampje op buikhoogte. Ik buk en vraag aan iemand die ik niet kan zien in het Engels of ik op deze grensovergang als Nederlandse toerist naar Brest kan. In vloeiend Engels krijg ik het antwoord dat dat inderdaad kan, maar alleen als ik passagier ben van een bus. Dat klopt met wat ik gelezen heb. Er zit dus niets anders op dan alle bussen langs te gaan en te vragen of ik mee kan.
“No, not possible.” ”Bus full.” “Buy ticket online.” Nee, in alle soorten en maten. Vriendelijk nee, bars en kortaf nee, of gewoon alleen het schudden van het hoofd en dan omhoog kijken alsof dit een hele gekke vraag is. De twaalfde of dertiende bus is die van de bazige chauffeur die ik al heb gesproken. Die vraag ik niets meer. Maar aan het einde van de rij blijkt er geen enkele bus bereid om mij mee te nemen ondanks de knisperend verse euro’s in mijn hand. En nu heb ik het ineens ook wel gehad met dit belachelijke avontuur. Er zijn grenzen. “Now I go to home.” denk ik.
Aan de overkant is een wegrestaurant en daar bestel ik een groot glas bier. Vanaf het terras bekijk ik de zinderende blikken kolonne van hoop en vrees op een afstand. Ik zie daarginds weer de Oekraïense man en vrouw die samen met baboesjka langs de bussen lopen. Er komen nog een paar jongens met rugzakken aan. Ook die gaan alle bussen langs om te bedelen. Allemaal tevergeefs.
Aan de bar vraag ik om voor mij een taxi terug naar Terespol te bellen. Die komt snel en ik vraag de chauffeur naar een hotel in de buurt van het station. Hij brengt me naar een logement voor seizoenarbeiders boven een grote winkel met landbouwartikelen. Op het achtererf is een grote stal met crossmotoren en ook een pizzarestaurant. Een vriendelijke vrouw die uitstekend Russisch spreekt, wijst me een kamer met een aantal bedden. Gelukkig zijn er geen andere slapers. Een handdoek, een toilet en douche aan de overkant van de gang, alles schoon en netjes. Ik ben doodmoe.
Nu alleen nog wat eten en dan snel Sergey berichten dat het niet gelukt is om naar Brest te komen. Op een enorm televisiescherm in het lege restaurant speelt Portugal tegen Tsjechië. Twee wodka’s en een fors glas bier helpen me over mijn teleurstelling en moeheid heen en een deel van een veel te grote pizza stilt mijn honger. Inmiddels heeft Tsjechië verloren en zijn we aanbeland bij de nabeschouwingen in het Pools. Ik reken af en ga naar mijn slaapplaats. Het betegelde balkon van de kamer is nog warm. De zon gaat feloranje onder achter een paar langgerekte witte wolken en een brede bosrand. Over de weg naar de grens rijdt af en toe een auto, motor of tractor.
In mijn pyjama tik ik een boodschap naar Sergey. Hij antwoordt vijf minuten later dat hij net in Brest is aangekomen. Eigenwijs als hij is, is hij half Belarus doorgereisd in het vertrouwen dat het mij wel zou lukken om de grens over te komen! Terwijl ik hem nog zó gezegd had dat hij moest wachten met vertrekken totdat ik in Brest zou zijn…
Ik kijk naar het oosten en bedenk dat dat de richting is waar Brest moet liggen. Sergey en ik zijn nu een paar kilometer van elkaar verwijderd. Ik zou zo naar hem toe kunnen lopen om mijn verjaardag te vieren. Wat een feest zou het zijn om hem na zes jaar weer te zien! Wat een vrolijke nacht zou dat worden!
Luisterend naar de vele verschillende geluiden die autobanden van snel rijdende auto’s op asfalt kunnen voortbrengen, val ik in slaap. De volgende ochtend douche ik, reken af en deel een taxi naar het station. Dan een dagje treinen: Terespol – Warschau, Warschau – Berlijn. Ik lees wat, doe een tukje en ik eet feestelijk in de restauratiewagon. Ik ben tenslotte jarig. Eind van de middag heb ik nogmaals contact met Sergey die inmiddels weer thuis is. We bespreken een nieuw plan om het geld naar hem toe te krijgen, ditmaal zonder verkleedpartijen. En nog voordat ik in mijn hotel in Berlijn in slaap val, hebben we een alternatief.
Een paar weken later heeft Sergey zijn voorschot ontvangen. Vraag me niet hoe want over zulke dingen ga ik niet schrijven. Er zijn tenslotte grenzen. En verhalen over mislukkingen zijn bovendien veel interessanter om te lezen.